Ontwikkeling van het ambt van burgemeester

Dit artikel is een bewerking van een artikel dat eerder verschenen in het Jaarboek 1997 van het Puttens Historisch Genootschap.

Velen kennen mr. B.J. van Putten, die sinds 1 mei 1997 burgemeester van Putten is. Dat de heer A.J. Berkhout dit ambt van 1978-1997 voor hem bekleedde, zullen in ieder geval de Puttense inwoners zich ook nog herinneren. Natuurlijk zijn er ook mensen die Jhr. mr. W.F. Quarles van Ufford als burgemeester hebben meegemaakt. Hij was van 1949-1978 de magistraat van Putten. De echte ouderen zal zelfs de naam Jhr. M.L. van Geen ook nog wel iets zeggen: "Was hij niet de voorganger van burgemeester Quarles en is naar hem niet de Van Geenstraat genoemd?" Inderdaad, onderbroken door de oorlogsjaren was hij de eerste burger van 1927-1948. Daarmee houdt de kennis van de meesten over de burgemeesters echter wel op. Dit artikel wil niet volstaan met een droge opsomming van alleen namen, maar  ook op bescheiden wijze stilstaan bij de ontwikkeling van diverse bestuurlijke functies. Wij beperken ons daarbij tot Gelderland en de Veluwe. 

Gelderland

In de middeleeuwen is er, zeker op het platteland, geen sprake van wat wij openbaar bestuur zouden noemen. Dat betekent niet dat het ordeloos toeging. Iedereen hoort wel ergens bij. In de eerste plaats natuurlijk bij de kerk. Bezitters van een hofhorig goed zijn hofhorigen. Een groot deel van de bevolking van Putten en Nijkerk valt als zodanig onder de hertog van Gelre en de abt van Abdinckhof. Invloed op het bestuur heeft men niet. De graaf, later hertog, van Gelderland laat zich adviseren door aanzienlijken, die samen met de besturen van de steden geleidelijk aan steeds meer invloed krijgen omdat men gaat samenwerken tegenover de macht van de hertog. Gelre is een samengroeisel van vier -tot op de dag van heden- tamelijk op zichzelf staande delen. Het zgn. Overkwartier (Roermond en omgeving) blijft Spaans in de 80-jarige oorlog en gaat verloren. De Betuwe, de Achterhoek en de Veluwe blijven over. Zo ontstaan de Staten.

Putten behoort tot het Kwartier van Arnhem of Veluwe. Elk Kwartier heeft een eigen hoofdstad en een eigen Statenvergadering, de Kwartiersdag. Een bijeenkomst van de Kwartieren tesamen, waarbij zaken die heel Gelderland aangaan worden besproken, heet de Landdag. Deze wordt in de lente en de herfst gehouden. Op deze wijze krijgt ook het platteland invloed op het provinciaal en landsbestuur.

Veluwe

Tot 1795 is het bestuur in de steden en op het platteland verschillend. De Veluwe is voor het bestuur ingedeeld in twee ambten, het Landdrostampt van Veluwe en het Richterampt van Arnhem en Veluwenzoom. De Veluwe wordt beheerd door een Landdrost. Hij moet tevens recht doen in kleine geschillen. Het gebied is onderverdeeld in negen Schout- of Scholtambten, te weten Ede, Barneveld, Nijkerk, Putten, Ermelo, Doornspijk, Heerde, Epe, Voorst en Apeldoorn.

Ambtsjonkers

Het bestuur over de gemeenten of 'ampten ten plattelande' is opgedragen aan de Amptsjonkers. Deze zijn ook betrokken bij de rechtspraak in hun ambtsgebied. De benaming jonker ontstaat in de 15e eeuw, voordien is knaap de benaming van de niet tot Ridder geslagen Edelman. Ambtsjonkers moeten dus van adel zijn en o.m. bepaalde bezittingen en goederen hebben, minimaal 20 jaar zijn en in het ambt wonen. De titel luidt: Edele Erentfeste, wijze, voorsienige, seer discrete Heer. De jonkers verzorgen ook de administratie in hun gebied. De werkzaamheden daarvoor bestaan voornamelijk uit, al feestvierende, belastingen uitschrijven en ruzie maken over het beroepen van predikanten, voorzangers en schoolmeesters. Bij dat laatste moeten we wel bedenken dat ook alle kosten van kerken, pastoriëen en tractementen voor het grootste deel afkomstig zijn van de Ambtsjonkers. De vergaderingen van de Ambtsjonkers worden aanvankelijk gehouden in een logement, de harbarg. 

Daarbij lopen de rekeningen van de 'teerkosten' zo hoog op dat de heren het 'voorzichtiger tegen verleiding achtten de vergaderingen te verleggen naar het huis van de schout'. Uit overlevering zijn verhalen bekend over de feesten (vergaderingen) die in de herberg worden gevierd en van de vaten wijn die daarbij gebruikt worden. 'Hoe jonker A. niet voor zeven flessen, maar jonker B. niet voor elf flessen opstond'. Uit de administratie van de Ambtsjonkers zelf blijkt ook dat men inderdaad van wanten weet met eten en drinken. In juli 1726 stellen de Amptsjonkers in Barneveld zelfs een Reglement vast 'op de onordentelijkheid en buitensporigheden ter occasie der Landgerichten en amptsvergaderingen en andere voorvallen en schouwen'. Daarin worden de te genieten verteringen precies omschreven. We mogen echter niet vergeten dat ook veel zaken van vooruitgang in de gemeentes aan de Ambtsjonkers te danken zijn. Als eerste ambtsjonkers in Putten worden genoemd Hendrik van Essen (van de Vanenburg) en Frederik Gerhard van Zuylen van Nyvelt (van Schoonderbeek).

Schouten

Naast (deels onder) de ambtsjonkers fungeren in de ambten ook schouten. Aanvankelijk optredend als invorderaars van schulden, worden zij later meer en meer gerechtelijk en bestuurlijk ingezet. Zij worden benoemd door de Stadhouder. De schout is uitvoerder van de bevelen en besluiten van de ambtsjonkers. Hij is hun scriba en penvoerder. Tot 1530 vormen Putten en Nijkerk samen het schoutambt Putten, later wordt dit gesplitst. De eerstbekende schout van Putten is Reyner Henricks. Hij wordt schout in 1437. Lange tijd blijft het schoutambt in de familie. Zo wordt Reyner Henricks opgevolgd door zijn zoon Henrick Reynersz. Deze komt in het bezit van het kasteel Arler en vanaf dat moment is de naam Van Arler twee eeuwen lang verbonden aan het ambt van schout van Putten. We noemen Reyner Henricks van Arler, Elbert Reynersz., Aerend van Arler, Reyner Henricksz. van Arler, Henrick, Reyner en Gerrit van Arler, Henrick Reynersz. van Arler, Reynier van Arler en tenslotte Maurits van Arler. In 1670 eindigt het tijdperk Van Arler door het overlijden van Maurits. De Staten van Gelderland belasten ene dr. Diderick van Gheyn met het schoutambt over Putten. In 1679 is Huybert Huybertsz. schout en blijft dat geruime tijd. In 1726 is hij het namelijk nog want als adjunct-schout Johan Walburg zijn commissie ontvangt, krijgt hij daarbij de toezegging dat hij schout wordt na het overlijden van Huybertsz. In 1740 overlijdt Walburg in het ambt van schout en wordt hij opgevolgd door Geurt van Diermen. In 1775 volgt (zoon?) Nicolaas van Diermen hem op. Deze raakt in 1795 zijn betrekking kwijt tijdens de revolutie, als het openbaar bestuur wordt gereorganiseerd. De schoutambten worden opgeheven en Nicolaas van Diermen wordt secretaris van het nieuw ingestelde ambtsbestuur. In 1802 volgt weer een bestuurlijke reorganisatie en wordt hij opnieuw als schout aangesteld. In 1803 doet hij vrijwillig afstand van zijn ambt. De drost van de Over-Veluwe benoemt vervolgens P.J. Heyblom tot schout van Putten.

Burgemeesters

Een Overzicht van burgemeesters in Putten, hun ambtstermijn en een summiere beschrijving van hun verblijf alhier.

Geraadpleegde bronnen:

  • Uit Puttens historie, J.W. Keemink, Putten 1978;
  • Straatnamenboek, K. Friso, Putten z.j.;
  • Putten, 40 jaar verder, Auke Cloo en Klaas Friso, Putten 1985;
  • Gemeentehuizen in Gelderland, Thea & Jan de Roos, (bijdrage van G. Huisman over Putten) 1995;
  • Barneveld onder de regering der amptsjonkers, C.A. Nairac, Barneveld 1871, in 1974 opnieuw uitgegeven als nr. 1 in de Schaffelaarreeks door Mieke van Doorn en Bert Paasman onder de titel ' Een historisch hoekje der Veluwe';
  • Nederlands Adelsboek C-Di, jaargang 81, 's-Gravenhage, 1991;
  • Gemeentearchief Putten